Codesysteem specifiek voor Lo en BR

Van 3 codes naar 1 code

GGG   = G

GGM   = G

 

GGO   = M

MMG  = M

GMO = M

MMM = O

OOG   = O

MMO  = O

OOM  = O

OOO   = O

Van 4 codes naar 1 code

GGGG = G

GGGM = G

GGGO = G

GGMM = M 

GGMO = M

GGOO = M

GMMM = M

MMMM = O

GMMO = O

GMOO = O

MMMO = O

MMOO = O

GOOO = O

MOOO = O

OOOO = O

Bepaling van het eindpunt

G + G > of  = 14

G + M > of =10 en < 14

M + M = 9

G + O  = 7 of 8

M + O  = 5 of 6

O + O < of  = 4

Verklaring van de codes:

Goed (G) =  beheersen en toepassen van de geziene leerstof, beheersen van de nieuwe leerstof en toepassen op basisniveau

‘in orde zonder noemenswaardige aandachtspunten’

Matig (M)=  beheersen van de geziene leerstof maar slechts gedeeltelijk toepassen, beheersen en toepassen van de nieuwe leerstof is onvoldoende

‘ok, mits expliciete aandachtspunten’

Onvoldoende (O) =  weet hebben van de geziene leerstof maar beheersen en toepassen gebeurt  niet

 ‘Niet ok vanwege expliciete werkpunten’

Beheersen: kan omschreven worden door middel van werkwoorden van het type : meester zijn, volkomen kennen, begrijpen, verstaan, bewijzen, voorbeelden geven, de essentie aangeven, omschrijven en met eigen woorden zeggen.

Toepassen: kan omschreven worden door middel van werkwoorden van het type : gevarieerd aanwenden, uitwerken, nieuwe middelen vinden, vergelijken met en structureren.

en dit op het gevraagde niveau: zie competentieniveaus: basisniveau, doorgroeiniveau en gevorderd niveau:

 

CN(1)Basisniveau

De stagiair informeert zich zodat hij kennis van zaken kan opbouwen. Hij kan in dialoog met zijn begeleider werken aan zijn lesvoorbereidingen. Hij tracht didactisch te redeneren en zijn handelen als leraar hierop af te stemmen. Hij weet waarmee hij bezig moet zijn. Hij beseft dat zijn eigen houdingen en attitudes zijn didactisch handelen kunnen beïnvloeden.

CN(2)Doorgroeiniveau

De stagiair toont kennis van zaken en kan in dialoog met zijn begeleider constructief werken aan zijn lesvoorbereidingen. Zijn didactische bekwaamheden  blijken uit de wijze waarop hij didactisch handelt binnen ‘voor de hand liggende, te verwachten contexten’. Hij kan zijn didactisch handelen afstemmen op de wijze waarop de leerprocessen van de leerlingen verlopen. Hij toont bereidheid om te handelen volgens de beoogde beroepshoudingen.

CN(3)Gevorderd niveau

De stagiair kan zelfstandig zijn kennis van zaken creatief en vernieuwend toepassen. Hij neemt zelf initiatief om zijn didactisch handelen aan te passen en bij te stellen in meer complexe onvoorspelbare contexten. Naar aanleiding  van taken , projecten, problemen op klas- en schoolniveau wil hij zich communicatief opstellen naar het leraarenteam.  Hij kan zelfkritisch en reflecterend zijn handelen als aspirant-leraar (bij)sturen, ook inzake beroepshoudingen.

Deze niveaubepaling geeft de groei weer naar VKS6 (Vlaams Kwalificatie  Structuur niveau 6).