Evaluatie in LO

Inleiding

In de lerarenopleiding LO en BR  ontwikkelt en demonstreert de stagiair tijdens verschillende stageperiodes de door de opleiding beoogde competenties. Heel wat kennis, vaardigheden en beroepshoudingen worden hierbij stap voor stap en geïntegreerd verworven. Het handelen en denken van de stagiair in deze stagecontexten is dan ook een complex gegeven.

Deze complexiteit vraagt om een doordachte aanpak op vlak van begeleiding en evaluatie.

Verschillende actoren zijn hierbij betrokken:

  • Vanuit de stageschool: de stagementoren;
  • Vanuit de hogeschool: het stageteam bestaande uit de stagebezoeker(s), de stagebegeleider en de stagecoördinator, de stagiair en de medestudenten

Op deze pagina van de stagewebsite is een overzicht te vinden van de wijze waarop de stagebegeleiding en -evaluatie van de stagiair gebeurt door elk van deze actoren.

Ook naar de hiervoor ontwikkelde begeleidings- en evaluatiedocumenten en het systeem van beoordelen, wordt verwezen. Het stageteam heeft  een begeleidings- en evaluatiesysteem uitgewerkt waarbij gezocht werd naar een goed evenwicht tussen:

  • het systematisch en zo objectief mogelijk opvolgen, registreren en beoordelen van een aantal realisaties van de stagiair;
  • het oog hebben voor het persoonlijke ontwikkelingstraject dat de stagiair hierbij op zijn eigen wijze doorloopt.

De actoren in het begeleiden en evalueren van de stages LO en BR

De stagecoördinator BaSO-Dilbeek van ODISEE Campus Dilbeek, coördineert al de stages lichamelijke opvoeding en bewegingsrecreatie.

De stagecoördinator BaSO-Brussel van Odisee, Campus Brussel coördineert al de stages van de algemene vakken secundair onderwijs.

De stagecoördinator geeft de uitleg over de stages, de hierbij vereiste documenten, begeleidt de stagiair in het zoeken naar een stageschool,…

Vanuit de hogeschool dringen wij erop aan dat de stagiair en de stageschool bij problemen of onduidelijkheden, vragen rond de stage,… onmiddellijk contact opneemt met

  • de stagecoördinator van ODISEE, Campus Dilbeek (LO en BR): Anne Dejonghe: dejonghe@odisee.be of Tel. campus 02-6098867   GSM: 0478-460445                              
  • De stagiair kan steeds terecht bij de ombudsdienst: op campus Dilbeek: Maarten Kindt: maarten.kindt@odisee.be of Tel.02-466 51 51 (campus Dilbeek)

BELANGRIJK: Voor wijzigingen in het stageprogramma of bij afwezigheid, ziekte, … dient de stagiair verplicht contact op te nemen met de ombudsdienst. De stagiair dient steeds een afwezigheidsattest in bij de ombudsdienst.

Vanuit ODISEE, Campus Dilbeek zijn wij er ons van bewust dat stagebegeleiding een moeilijke en complexe opdracht is. De stagementor is een sleutelfiguur.

Om praktische beroepskennis te verwerven moet de stagiair inzicht verwerven in het eigen onderwijsgedrag en in de samenhang daarvan met het gedrag van de leerlingen.

Bij problemen en tekorten moet de stagiair zicht krijgen op mogelijke oorzaken en oplossingen zoeken. Ook als alles naar wens verloopt, kan worden nagedacht over alternatieve werkwijzen en over middelen tot beter functioneren in de klas.

Al deze dingen kan hij / zij niet alleen. De stagiair heeft daarbij hulp, steun en begeleiding nodig van een vakbekwame stagementor. Vandaar dat het zeer belangrijk is dat de stagementor en de stagiair goede afspraken maken.

De stagementor ontvangt van de stagiair vooraf aan de stage:

  • De info over deze stagewebsite
  • Het evaluatieformulier (via mail en op vraag van de mentor ook op papier)
  • Het document beroepshoudingen (via mail en op vraag van de mentor ook op papier)
  • De lesplannen / voorbereidingen geeft de stagiair tijdig af om deze te laten nakijken door de stagementor. Dit wordt besproken vooraf aan de stage. 

Enkele mogelijke andere belangrijke aandachtspunten die de stagiair met de stagementor zal bespreken:

  • Maak duidelijke afspraken om elkaar te ontmoeten (waar? wanneer? hoelang?) voor de begeleiding;
  • De stagiair vraagt naar goed omlijnde opdrachten, naar de structurele opbouw van de leerinhoud, de methodische aanpak, eigenheid van de leerlingen enz.;
  • De stagiair informeert over de mogelijkheden van een klaslokaal, sportzaal, de beginsituatie van klassen, …;
  • De stagiair maakt duidelijke afspraken met betrekking tot de datum van het indienen van de lesplannen, via mail, …;
  • De stagiair vraagt naar de mogelijkheden over de uit te voeren mesotaken in de stageschool (bv.: bijwonen van (vak)vergaderingen, klassenraad, toezichten, enz.);
  • Afspraken rond de begeleidingsgesprekken naar aanleiding van feedback die de mentor noteerde op het lesplan;
  • Afspraken rond de begeleidingsgesprek naar aanleiding van het ‘document beroepshoudingen’ die de mentoren invulden.

De stagiair geeft vooraf aan de les het verbeterde lesplan af aan de stagementor. Per gegeven stageles wordt op het lesplan / voorbereidingsfiche een bespreking, tips, bedenkingen, … genoteerd door de stagementor.

Nabesprekingen bieden voor de stagiair uitstekende mogelijkheden om te leren van de stage-ervaringen. Bij het stagebezoek van een docent van de hogeschool wordt in een gesprek overlegd over de werkpunten en sterke punten van de student. 

De mentor formuleert samen met de stagiair de sterke punten en werkpunten bij elke gegeven les. De stagiair bespreekt deze punten met de mentor zodat hij / zij hiermee kan rekening houden tijdens de volgende stagelessen.

Op het einde van de stageperiode vragen wij dat iedere stagementor het evaluatieformulier én het document beroepshoudingen zorgvuldig en goed bedacht invult.

-> Deze beide documenten kunnen via mail terugbezorgd worden aan de stagebegeleider en de student of op papier worden bezorgd aan de stagebegeleider via de student. Belangrijk is dan dat dit document wordt  gehandtekend.

Hierin verwachten we informatie over de gegeven stagelessen én over de bijkomende stageopdrachten. De totaalindruk over de kwaliteiten en tekorten van de stagiair worden ingevuld. We gaan ervan uit dat dit formulier in openheid t.o.v. de stagiair wordt ingevuld.

De stagiair bespreekt deze evaluatie met de stagementor.

Deze evaluatie wordt verrekend in de eindevaluatie van de beoordeelde stage door de stagebegeleider voor de code veldwerk.

Bij het stagebezoek van de docent van het stageteam van de hogeschool kan steeds worden overleg gepleegd en opmerkingen, vragen, … worden besproken. De stagementor kan ook steeds terecht bij de stagecoördinator BaSO-D. (contactgegevens zie algemene begeleiding).

Gedurende de actieve stages kan de stagiair stagebezoek krijgen van een stagebezoeker behorend tot het stageteam van de hogeschool. De stagiair krijgt gedurende  de opleiding verschillende stagebezoekers. Dit betekent dat de stagiair doorheen zijn hele stageproces door verschillende mensen wordt geëvalueerd en  feedback krijgt.

Het doel van het stagebezoek is om in samenspraak met de stagementor een duidelijk beeld te krijgen van de kwaliteit van de reeds geleverde prestaties en de werkpunten te bepalen voor het verder verloop van de stage. Dit stagebezoek zien wij als een aanvulling en verduidelijking van de stage-evaluatie door de stagementor. Tijdens de stagevergaderingen op de hogeschool wordt het stagebezoek voorbereid zodat elke stagebezoeker op de hoogte is van de te bereiken competenties. 

De stagebezoeker vindt de stageplanning en het uurrooster van de stagiair volgens de afgesproken datum in het digitaal begeleidingssysteem stage.

De stagiair geeft de voorbereiding af ter inzage aan de stagebezoeker bij het stagebezoek. Na de les bespreekt de stagiair de gegeven les met de stagebezoeker. Deze laatste vult het evaluatieformulier én het document beroepshoudingen in en bezorgt dit digitaal in het digitaal portfolio aan de stagebegeleider en de stagiair. De stagebezoeker evalueert de te bereiken competenties volgens het aangeduide niveau van de geobserveerde les. Deze evaluatie wordt verrekend in de eindevaluatie van de beoordeelde stage door de stagebegeleider voor de code veldwerk.

De stagiair krijgt per opleidingsfase voor het hele academiejaar één stagebegeleider toegewezen voor LO, één stagebegeleider voor AV (vakdocent en pedagoog) en één stagebegeleider voor BR.

Deze heeft een coördinerende, superviserende, begeleidende en evaluerende rol; en dit in de voorbereiding, tijdens en na elke stage.

De stagiair kan steeds bij de stagebegeleider terecht met alle mogelijke vragen, bedenkingen,  problemen,… betreffende het opleidingsonderdeel stage LO – AV – BR.

Na elke stageperiode evalueert de stagebegeleider de afgewerkte stageperiode. De stagebegeleider stelt bij elke stage een syntheserapport samen met een punt per stageperiode.

Hij / zij  doet dit aan de hand van alle ontvangen informatie (info van de stagementor, stagebezoeker, het portfolio, de voorbereidingen,…). Alle opdrachten moeten worden uitgevoerd volgens de leidraad beschreven in het stagewebsite volgens de afgesproken planning.

Over dit syntheserapport (tussentijds en / of eindrapport) wordt verplicht een reflectie- en evaluatiegesprek gehouden met de stagebegeleider. De stagiair legt zelf het contact en maakt een afspraak met de stagebegeleider voor een tussentijds reflectiemoment en / of een eindreflectie- en evaluatiemoment.

De eigen zelfevaluatie wordt als uitgangspunt genomen voor de opbouw van het supervisiegesprek. Het leren en de groei in het verwerven van de competenties op een bepaald niveau, staat hierbij centraal. Op het einde van elk gesprek formuleert de stagiair samen met de stagebegeleider enkele werkpunten en sterke punten waaraan in de volgende stageperiode extra aandacht zal worden besteed. Deze worden genoteerd op het syntheseverslag. Aldus krijgt de student permanent een duidelijke stand van zaken over het verloop.

De stagiair wordt in zijn stageproces begeleidt en geëvalueerd door verschillende actoren: stagecoördinator, stagebegeleider, stagebezoeker, stagementor en medestudenten. De stagiair zal hierbij een open en constructieve houding moeten aannemen waarbij de beroepshoudingen leergierigheid en kritische ingesteldheid zeer belangrijk zijn.

De stagiair leert om zijn eigen leer-en groeiproces zelf in handen te nemen. Bij elk stagemoment vraagt / krijgt de stagiair feedforward, feedup en / of feedback waarmee hij /zij aan de slag moet mee gaan om vooruitgang te boeken in het verwerven van de gevraagde competenties op het gevraagde niveau. De stagiair reflecteert  hierover in een mondelinge of schriftelijke rapportering. 

Deze kritische zelfevaluatie, vooraf, tijdens en na elk stagemoment vormt het uitgangspunt voor de begeleidings -, intervisie -en supervisiegesprekken.

Naast een zelfevaluatie zal elke student ook bijdragen in de begeleiding van medestudenten. Stagiairs (leren)werken in duo’s, didactiekgroepjes, onder de vormen van co-teaching, … . En reflecteren samen over de voorbije stage. Deze samenwerking gebeurt steeds op een constructieve en respectvolle wijze.

De bedoeling van het aangepast stagetraject is om de student met een laag rendement maar met potentieel om de opleiding tot een goed einde te brengen, te helpen en te ondersteunen met een aangepast (stage)traject. Daarnaast kan het ook voor een stagiair opgesteld worden waarvan één bepaald aspect van het lesgeven extra aandacht verdiend.

Dit aangepast traject kan op verschillende manieren worden samengesteld o.a.:

  • Meer tijd geven, aangepaste planning
  • Aangepaste inhoudelijke invulling
  • Extra ondersteuning van externen
  • Aangepaste begeleiding
  • Aangepaste werkvorm
  • Aangepaste context
  • Aangepaste vormen van reflecteren
  • Aangepaste vormen van evalueren

Afhankelijk van de noden kan een extra coach (vliegende coach) worden ingezet, naast de andere actoren. Dit kan een docent van de hogeschool zijn maar ook een externe mentor, ombudsdienst, externe organisatie,… . Dit laat toe om de coach, samen met de student, een individueel traject uit te werken en de student extra te begeleiden in dit traject.

Vooral studenten van de tweede opleidingsfase komen voor dit aangepast stagetraject met vliegende coach, in aanmerking. Bij de opzet van het aangepast traject zal immers worden gekeken naar de reeds verworven stagecompetenties, de talenten, sterke punten, …  van de student om aldus het groeien in de competenties tot leraar te helpen verwezenlijken.

Op het stageteam, bij de stage evaluatievergadering, wordt dit aangepast stagetraject besproken. De stagecoördinator bespreekt een voorstel tot aangepast traject met de student. Een aangepaste ECTS-fiche wordt opgesteld. Aldus krijgt dit aangepast traject een bindend karakter.

De begeleidings- en evaluatiedocumenten voor de stages LO

Het document beroepshoudingen wordt bij elke actieve stage ingevuld door de stagementor en/of stagiair en/of stagebezoeker en/of stagebegeleider.

Bij het uitoefenen van de toekomstige job als leraar zal de student moeten beschikken over een groot aantal competenties. Naast een goede vakkennis en sterke didactische vaardigheden moet hij/zij ook een aantal attitudes verwerven. Deze zijn decretaal vastgelegd door de Vlaamse overheid in 8 beroepshoudingen.

Een samenwerking tussen de stagescholen en de hogeschool heeft geleid tot een document beroepshoudingen. Het document biedt mogelijkheden om de stagiair te begeleiden in het verwerven van deze beroepshoudingen.

Het is geen opsomming van attitudes waaraan de stagiair volledig en altijd moet aan voldoen. Afhankelijk van de context waarbinnen hij / zij functioneert zal een beroepshouding minder tot zeer sterk aan bod komen. Niet elke beroepshouding dient bij elke stage aangeduid te worden. De persoonlijke groei in deze beroepshoudingen staat hierbij centraal.                              

Het is de bedoeling om dit document in te vullen als element van bespreking voor een bepaalde stageperiode. De stagementor(en) of stagecoördinator van de stageplaats beoordeelt de beroepshoudingen die tot uiting kwamen in de stageperiode. Ook de uitvoering van de mesotaken worden hierop beoordeeld. De stagiair beoordeelt ook zichzelf. Ook de stagebezoeker vult dit document in bij een stagebezoek.

Alle gegevens kunnen worden samen gelegd tijdens een gesprek met de mentor waarbij de mogelijkheden besproken worden om hier verder in te groeien.

Deze gegevens zijn ook een uitgangspunt bij een reflectiegesprek dat de stagiair heeft met de stagebegeleider. Dit gesprek kan gezien worden als achtergrond en als basis om verder te werken aan beroepshoudingen tijdens de volgende stageperiode. Het is belangrijk dat de stagiair aantoont hoe hij / zij aan de beroepshoudingen gewerkt heeft.

Evalueren van de beroepshoudingen is zeer belangrijk en moet bij een zwakke score (onvoldoende) gesanctioneerd kunnen worden. De globale beoordeling, gegeven door de stageplaats en / of de hogeschool, inzake beroepshoudingen kan het eindpunt didactische stage in positieve of negatieve zin beïnvloeden. Vandaar dat de code voor beroepshoudingen, doorslaggevend zal zijn op de eindcode voor veldwerk.

De stagebegeleider moet bij een zwakke score op beroepshoudingen van de stagiair overleg plegen met de stageplaats, eventueel de stagebezoeker en het stageteam zodat opvolging en begeleiding mogelijk is.

Het evaluatieformulier stage LO  wordt ingevuld door de stagementor op het einde van de stage en door de stagebezoeker na het stagebezoek. Bij elke stage hoort een specifiek EF met aangeduide competenties die verworven moeten worden op het vooropgestelde niveau op het einde van de stage.

De mentor vult op het einde van de stage (actieve stages) deze eindbeoordeling in, waarbij het groeiproces voor de verschillende competenties doorheen de stageperiode beschreven wordt. De mentor baseert zich op de vooropgestelde stagecompetenties met het aangegeven niveau.

De stagiair plaatst het EF in de map in te dienen volgens afspraak. (op papier: gehandtekende versie in de map, af te geven aan de stagebegeleider – digitaal via mail: op Toledo in de map taken, verslag en reflectie).

Op het evaluatieformulier stage LO wordt gewerkt met verschillende componenten, elk met een per stage bepaald gewicht (zie ECTS-fiches):

  1. De lesvoorbereiding: wordt besproken en beoordeeld met een code. Deze eindcode in de beoordeling van de geziene lessen wordt verwerkt in het syntheserapport per periode, samen met de code van de stagebegeleider en eventueel stagebezoeker. (bij stagebezoek: Bij twijfel wordt de student doorverwezen naar de vakdocent en wordt geen code gegeven.)
  2. De lesrealisatie: 4 competenties die één eindcode krijgen per competentie. De verschillende codes per kerndoel worden niet mathematisch verrekend tot één code. De commentaar wordt gericht gegeven naar de te verwachten doelstellingen volgens het competentieniveau.
  3. Beroepshoudingen: Deze algemene code wordt verrekend door de stagebegeleider binnen het veldwerk in het syntheserapport.

De verwerking van de codes gebeurt volgens het uitgewerkte codesysteem evaluatie stage LO en BR

Dit EF wordt opgenomen in het syntheserapport door de stagebegeleider, volgens een vooraf bepaalde weging. De code beroepshoudingen wordt in verrekening gebracht binnen het veldwerk.

Na iedere stageperiode stelt de stagebegeleider van de hogeschool een syntheserapport samen met evaluatie (bepaling van een score) op basis van volgende elementen:

Code voor Verslaggeving van de stagiair: samengesteld door:

  • code vorm en taal,
  • code voor inhoud van het stageverslag van de student (inhoud afhankelijk van de uitgevoerde stage, leidraad zie stagewebsite per OF en per stage)

Code Veldwerk van de stagiair: samengesteld door: 

  • code evaluatieformulier en document beroepshoudingen ingevuld door de stagementor
  • affhankelijk van de stage: code lesvoorbereidingen en / of code evaluatieformulier en document beroepshoudingen ingevuld door de stagebezoeker

Het gewicht van elke code bij  het bepalen van het punt voor de afgewerkte stage, behorend tot een bepaald opleidingsonderdeel is vooraf bepaald in de desbetreffende ECTS-fiche.

De code verslaggeving en veldwerk worden herleid tot een punt voor de geëvalueerde stage. (zie Codesysteem evaluatie stage)

Het begeleidings-en evaluatiesysteem voor stages LO en BR

De competenties die moeten geëvalueerd worden staan beschreven in de desbetreffende ECTS-fiche per opleidingsonderdeel en per opleidingsfase onder de vorm van volgens een bepaald niveau te realiseren domeinspecifieke leerresultaten (DLR). Zowel voor LO, AV als voor BR (aangepaste versie voor BaSO-BR, campus Dilbeek) zijn deze gebaseerd op het basiscompetentieprofiel voor de leraar, decretaal bepaald door de Vlaamse overheid. Het overzicht van deze kerndoelen, te realiseren aan de lerarenopleiding educatieve bachelor secundair onderwijs, LO en BR aan Odisee, campus Dilbeek, is terug te vinden in het overzichtsdocument: OND BaSO-D Overzicht competenties en kerndoelen LO en BR

Tijdens elke stageperiode en per stage zijn er tal van competenties waarin de stagiair wordt begeleid door de stageschool en de hogeschool en waarop hij /zij ook zal worden beoordeeld. Bij de uitwerking van de begeleidings- en evaluatiedocumenten  worden deze beschreven als concrete kerndoelen, te bereiken op een bepaald niveau: basis, doorgroei of gevorderd niveau. Specifiek per stage van de opleidingsfase zijn deze terug te vinden op het evaluatieformulier, het document beroepshoudingen, en in het syntheserapport.  

De kwotering van deze concrete doelen gebeurt door middel van een uitgewerkt codesysteem, specifiek voor de stages LO en BR, Odisee, campus dilbeek (zie hieronder).

Hierdoor zijn zowel de stagiair en zijn begeleiders en beoordelaars op eenzelfde wijze op de hoogte van de aspecten waarop de beoordeling is gebaseerd.

De begeleiding wordt in hoofdzaak gegeven in de vorm van kwalitatieve feedup, feedforward en feedback, vermeld op de begeleidings- en evaluatiedocumenten, synthesrapporten, alsook aangebracht tijdens de begeleidings- en supervisiegesprekken van de stagiair met de andere actoren betrokken bij zijn / haar stageproces.

Voor het beoordelen van de verschillende kerndoelen, wordt naast het geven van kwalitatieve feedback, gekozen voor het toekennen van codes voor de verschillende kerndoelen. Vanwege de veelheid aan kerndoelen, wordt gekozen voor een eenvoudige beoordelingsschaal met drie posities: Goed, Matig en Onvoldoende. Deze drie codes hebben in het codesysteem de volgende betekenis:

Goed (G) =  beheersen en toepassen van de geziene leerstof, beheersen van de nieuwe leerstof en toepassen op basisniveau: ‘in orde zonder noemenswaardige aandachtspunten’

Matig (M)= beheersen van de geziene leerstof maar slechts gedeeltelijk toepassen, beheersen en toepassen van de nieuwe leerstof is onvoldoende: ‘ok, mits expliciete aandachtspunten’

Onvoldoende (O) =  weet hebben van de geziene leerstof maar beheersen en toepassen gebeurt  niet:  ‘Niet ok vanwege expliciete werkpunten’

Beheersen: kan omschreven worden door middel van werkwoorden van het type : meester zijn, volkomen kennen, begrijpen, verstaan, bewijzen, voorbeelden geven, de essentie aangeven, omschrijven en met eigen woorden zeggen.

Toepassen: kan omschreven worden door middel van werkwoorden van het type : gevarieerd aanwenden, uitwerken, nieuwe middelen vinden, vergelijken met en structureren.

en dit op het gevraagde niveau: zie competentieniveaus: basisniveau, doorgroeiniveau en gevorderd niveau:

 CN(1)Basisniveau

De stagiair informeert zich zodat hij kennis van zaken kan opbouwen. Hij kan in dialoog met zijn begeleider werken aan zijn lesvoorbereidingen. Hij tracht didactisch te redeneren en zijn handelen als leraar hierop af te stemmen. Hij weet waarmee hij bezig moet zijn. Hij beseft dat zijn eigen houdingen en attitudes zijn didactisch handelen kunnen beïnvloeden.

CN(2)Doorgroeiniveau

De stagiair toont kennis van zaken en kan in dialoog met zijn begeleider constructief werken aan zijn lesvoorbereidingen. Zijn didactische bekwaamheden  blijken uit de wijze waarop hij didactisch handelt binnen ‘voor de hand liggende, te verwachten contexten’. Hij kan zijn didactisch handelen afstemmen op de wijze waarop de leerprocessen van de leerlingen verlopen. Hij toont bereidheid om te handelen volgens de beoogde beroepshoudingen.

CN(3)Gevorderd niveau

De stagiair kan zelfstandig zijn kennis van zaken creatief en vernieuwend toepassen. Hij neemt zelf initiatief om zijn didactisch handelen aan te passen en bij te stellen in meer complexe onvoorspelbare contexten. Naar aanleiding  van taken , projecten, problemen op klas- en schoolniveau wil hij zich communicatief opstellen naar het leraarenteam.  Hij kan zelfkritisch en reflecterend zijn handelen als aspirant-leraar (bij)sturen, ook inzake beroepshoudingen.

Deze niveaubepaling geeft de groei weer naar VKS6 (Vlaams Kwalificatie  Structuur niveau 6).

! Wanneer de beoordelaar een code ‘M’ of ‘O’ toekent, wordt er zeker verwacht dat hij hierbij ook een duidende kwalitatieve commentaar toevoegt.

Het voordeel van dit code-systeem is dat de cesuurbepaling helder is voor de verschillende beoordelaars.

Bewust werd gekozen om hier geen cijfer te geven, om in ieder geval te vermijden dat er te snel rekenkundige bewerkingen zouden worden uitgevoerd, die in die fase van de evaluatie niet betekenisvol zouden zijn.

Het hanteren van het codesysteem, waarbij 3 of 4 deelcodes worden herleid tot 1 code, is maar zinvol onder bepaalde voorwaarden. Het stageteam neemt hierbij het volgende als uitgangpunt:

  • Iedere deelcode wordt verondersteld te staan voor iets waaraan eenzelfde gewicht mag worden toegekend.
  • De evaluatiedocumenten worden daarom zo ontworpen, dat aan iedere deelrubriek op een betekenisvolle wijze ook eenzelfde gewicht kan worden toegekend.

Op het einde van iedere afgewerkte stageperiode, krijgt de stagiair een score voor die periode, uitgedrukt in een cijfer.

Op het ogenblik dat alle stageperiodes en opdrachten zijn afgewerkt, dient de stagiair een eindscore, uitgedrukt in een cijfer op /20 punten te krijgen. Het toekennen van deze eindscore voor LO en voor BR gebeurt door het stageteam op voorstel van de betrokken stagebegeleider en is het resultaat van alle verworven deelscores, volgens een welbepaalde weging. Deze weging is weergegeven in de ECTS-fiche. 

Om vanuit al de toegekende deelcodes, op een voldoende eenvormige wijze te komen tot een eindcode, werkte het stageteam een ‘Codesysteem’ uit. Hierin wordt aangegeven op welke wijze combinaties van 3 of 4 codes worden herleid tot een eindcode. (zie hieronder)

Voor iedere stageperiode krijgt de stagiair steeds een eindcode voor ‘veldwerk (= feitelijke prestaties die hij al handelend uitvoerde op de stageplaats)  alsook een eindcode voor ‘verslaggeving’ (= feitelijke uitwerking van lesvoorbereidingen, reflectieverslagen en administratie).

Voor de eindcode ‘veldwerk’ kan een onvoldoende getoonde beroepshouding nog corrigerend optreden.

Hetzelfde kan gebeuren voor de eindcode ‘verslaggeving’ door een als onvoldoende beoordeelde taalvaardigheid. Het cijfer dat de stagiair ontvangt op het einde van iedere stageperiode, komt tot stand door de combinatie van de eindcode ‘veldwerk’ en ‘verslaggeving’

Op die manier weet de stagebegeleider binnen welke marges hij een punt op /20 kan toekennen aan de student. Het systeem geeft hem hierbij als begeleider nog een zeker speling waardoor hij het toe te kennen punt nog deels kan bepalen op basis van kwalitatieve commentaren op de beoordelingsdocumenten. Hij kan hierdoor ook aandacht blijven hebben voor de specifieke wijze waarop het persoonlijk ontwikkelingstraject van de stagiair verloopt.

Het specifieke codesysteem