Opleiden tot leraar lichamelijke opvoeding (LO)
Het diploma ‘Educatieve bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs, lichamelijke opvoeding (LO) in combinatie met bewegingsrecreatie (BR) of in combinatie met een algemeen vak (AV), richt zich naar een tewerkstelling binnen het onderwijs als LO-leraar zowel in het basis en secundair onderwijs als in het buitengewoon onderwijs.
Naast het onderwijsvak LO kiest de student binnen de lerarenopleiding voor een combinatie van LO met een tweede vak: een algemeen vak (bv. Frans, Nederlands,…) of lichamelijke opvoeding in combinatie met bewegingsrecreatie.
De student die kiest voor de combinatie LO-AV studeert af met de onderwijsbevoegdheid als leraar LO én de onderwijsbevoegdheid in eerste en tweede graad secundair onderwijs voor het algemeen vak.
De student die kiest voor de combinatie LO – BR krijgt op het einde van de driejarige opleiding een supplementaire bevoegdheid voor tewerkstelling binnen de brede sport- en vrije tijdsector.
Opbouw van de stages lichamelijke opvoeding (LO)
In het eerste jaar van de opleiding (Fase 1) verwerft de stagiair een aantal algemene basiscompetenties: het maken van de lesvoorbereiding, ontwikkelen van de managements-, didactische en pedagogische vaardigheden bij het lesgeven bewegingsopvoeding in het basisonderwijs: kleuter én lager onderwijs.
In de tweede opleidingsfase (Fase 2) moet de stagiair de algemene basiscompetenties, verworven om LO-les te geven in het basisonderwijs, verder ontwikkelen in de context secundair onderwijs (eerste en tweede graad ASO-TSO). Hierbij wordt bijzondere aandacht besteed aan de interactie tussen leraar en leerling(en).
In de derde opleidingsfase (fase 3) richten de verschillende stages zich op het voor een langere periode lesgeven LO in de context secundair onderwijs BSO-TSO, BuO en Basisonderwijs. De in de eerste en tweede opleidingsfase verworven vaardigheden en attitudes worden opgetild tot een hoger niveau en er worden ervaringen opgedaan in nieuwe contexten en opdrachten (grootstedelijke context, openluchtklassen, projectwerking op school, …) .
De inhoudelijke invulling van de stages per opleidingsfase zijn terug te vinden verder op deze stagewebsite.
Tijdens de opeenvolgende stages zal de stagiair de aangeleerde vaardigheden toepassen in aanvankelijk eenvoudige geïsoleerde situaties, tot verder in de opleiding in complexe en erg specifieke onderwijs-en leersituaties. De te bereiken doelen tijdens de verschillende stagedelen hebben betrekking op de competenties uit het competentieprofiel: OND-BaSO-D-Overzicht-competenties-en-kerndoelen-LO-en-BR.
Deze zijn gebaseerd op de door de Vlaamse overheid decretaal vastgelegde basiscompetenties voor de leraar.
Aan de start van de opleiding krijgt de stagiair duidelijke begeleiding bij een afgebakend takenpakket. Naarmate de opleiding vordert moet de stagiair meer functioneren vanuit eigen initiatief en met meer autonomie.
De stagiair neemt van bij de aanvang verantwoordelijkheid voor de eigen beperkte taken en evolueert in de latere stages tot het mee verantwoordelijk zijn voor alle aspecten van de opvoeding en vorming van de leerlingen en deelnemers in de klas, school en maatschappij.
Van de stagiair wordt verwacht dat hij / zij zich gedurende iedere stageperiode opstelt als een toekomstig leerkracht. Concreet betekent dit dat de stagiair zich inleeft in en respect toont voor de eigen cultuur van de stageplaats. Tijdens elke stage zal de stagiair ook een aantal extra taken op de stageplaats uitvoeren (meso- macro-taken). De bedoeling hiervan is om te werken aan de basiscompetenties van een startbekwame leraar die zich voornamelijk situeren op het niveau van de stageplaats, de onderwijsgemeenschap en de maatschappij.