Proces

Voorbereiding

De studenten krijgen richtlijnen mee voor ze op observatie vertrekken. Klik hier om de richtlijnen te bekijken.

Daarnaast krijgen de studenten een sjabloon dat ze kunnen invullen om zo een duidelijk zicht te krijgen op de beginsituatie van hun klas.

Om een BC  uit te kunnen werken, moeten de studenten een aantal vaste stappen doorlopen. We beschrijven ze hieronder kort:

  • Bronnen raadplegen
  • Focusdoelen en focuswoorden van het BC bepalen
  • Een gestructureerde brainstorm maken over het BC
  • Een godsdienstige brainstorm opstellen voor het BC
  • Een activiteitenbrainstorm opstellen vanuit de focusdoelen
  • Een weekschema opstellen met bijhorend overzicht van de SWP

In het tweede jaar verwachten we dat de studenten voor bepaalde activiteiten de fiches grondig uitschrijven en dat ze voor andere activiteiten een kortere beschrijving opnemen in het aangroeischema voor de SWP. 

De studenten moeten een voorbereidingen uitvoerig uitwerken en uitschrijven voor elke gezamenlijke activiteit, voor elke impressieactiviteit (ontdektafel, levend hoekje,…), voor elke activiteit die ze uitsluitend geleid aanbieden (beeld, sociaal-emotioneel kringgesprek,…), en voor elke activiteit die ze in het tweede jaar aangeleerd kregen (huishoudelijke activiteit, winkelspel,…). Alleen zo denken ze voldoende grondig na over alle stappen, de organisatie, de begeleiding, de differentiatie,… voor die activiteiten. 

Activiteiten die doorgaan in de SWP, geen impressie zijn, niet nieuw zijn en niet (voortdurend) begeleid worden, nemen de studenten op in het aangroeischema van de SWP. Het aangroeischema van de SWP bevat alle essentiële info over die activiteiten om ze te kunnen organiseren en begeleiden en om aan te tonen dat ze ook daar doelgericht aan de slag gaan en aansluiten bij de ontwikkeling van de kleuters. 

Daarnaast maken de studenten ook korte fiches voor de tussendoortjes

De fiches van het nieuwe aanbod (uit het 2e jaar) kunnen door de docenten nagekeken worden. Voor het aanbod uit het 1jaar kunnen de studenten altijd de betrokken docenten consulteren.

De studenten werken nu individueel aan een BC. Om er voor te zorgen dat alle studenten een ander BC hebben, moeten de studenten op de eerste observatiedag drie BC’s vastleggen met de mentor. De hogeschool kiest daar dan één BC uit dat de student mag uitwerken.

Aangezien elke student een ander BC heeft, moet de student alle voorbereidend werk zelf uitwerken. We raden de student aan zoveel mogelijk fiches in te dienen bij de vakdocenten. Zo kunnen de docenten feedback geven en staat de student sterker om de stage aan te vatten.

In de stagemap zitten:

  • Voorblad
  • Observatiegegevens van de klas (zie eerder) en van de bewegingsactiviteit
  • Stap 1: Focusdoelen en focuswoorden
  • Stap 2: Gestructureerde brainstorm
  • Stap 3: Godsdienstige brainstorm
  • Stap 4: Activiteitenbrainstorm
  • Stap 5: Weekschema (op A3)+ overzicht van de SWP
  • Uitgewerkte fiches per dag geordend (gescheiden door herbruikbare tussenschotten)
  • Aangroeischema SWP
  • Tussendoortjes  
  • Verbeterd weekschema en verbeterde voorbereidingen 

De student kan kiezen voor een papieren versie van die stagemap. Die moet steeds aanwezig zijn in de klas en nadien ook ingediend worden bij de leergroepbegeleider. Indien de mentor hier ook mee instemt, kan de student ook kiezen voor een digitale stagemap. De student verwittigt de leergroepbegeleider die een map zal delen. De indeling in de digitale map volgt de indeling van de papieren map. De student zorgt er voor dat zowel de mentor als de bezoekende docenten de map kunnen inkijken in de klas. De agenda en reflecties worden hoe dan ook op papier voorzien en zijn steeds aanwezig in de stageklas. 

Realisatie

  • De student voert de activiteiten zo goed mogelijk uit. Hij houdt zich aan de planning voor zover dit wenselijk en mogelijk is voor de kleuters in de klas. Indien hij afwijkt van de planning, kan hij hiervoor een degelijke motivatie geven. De betrokkenheid van de kleuters is hierbij een grote leidraad. De student reflecteert hier ook over in de agenda en stuurt zijn aanbod voor de komende dagen bij indien gewenst.
  • De student moet per stage 1 aanbod in team-teaching uitvoeren. Hij kiest hiervoor uit de complexere vormen van team-teaching. Hij moet hiervoor duidelijke afspraken maken met zijn mentor en moet dit ook aanduiden in het weekschema, zodat het moment van team-teaching voor alle betrokkenen duidelijk is en er geen bezoeken gepland worden op dat moment.

We willen dat onze studenten een rijk en gevarieerd aanbod aanbieden dat beantwoordt aan de noden van de kleuters. We bieden hen hiervoor een lijst aan met enkele suggesties. 

Een beperkt aantal zaken zijn verplicht, de andere zaken zijn warm aanbevolen als dit aansluit bij de noden van de kleuters en bij de beoogde doelen. We willen dat de student hier eigenaarschap draagt voor zijn eigen leerproces en elke stage ook grenzen probeert te verleggen. 

De student zal in het overzichtsdocument moeten bijhouden welke zaken hij in de eerste, tweede en derde stageperiode uitprobeerde. Zo zien we meteen ook wie zaken uitprobeert en grenzen verlegt.  

Er wordt tijdens de tweede stageperiode voor het eerst met een agenda gewerkt.

De agenda is ‘s morgens meteen beschikbaar. Best wordt hij de avond voor de lesdag opgesteld of op zijn minst herwerkt. Zo worden automatisch de activiteitenfiches nog eens doorgenomen en kunnen eventuele schemawijzigingen nog verwerkt worden. Tevens kan de student rekening houden met de ervaringen van de voorbije dag(en).

Daarbij neemt hij heel uitdrukkelijk initiatieven op vlak van differentiëren op in zijn agenda. Hij noteert in de agenda uitdrukkelijk waar hij zal differentiëren en hoe. Als hij specifieke materialen nodig heeft of andere doelen beoogt, noteert hij die ook in de kolom ‘materialen’ of in de kolom ‘doelstellingen’. Alle differentiatie-initiatieven moeten in gele fluo aangeduid worden, zodat ze in één oogopslag terug te vinden zijn. De student moet elke dag minstens 2 initiatieven ter differentiatie nemen. 

Nawerking

Tijdens de realisatie moeten de studenten observeren en ook al reflecteren.

Die reflecties schrijven ze nog diezelfde dag neer in de agenda, zodat ze er hun conclusies kunnen uit trekken en er de volgende dag rekening kunnen mee houden. Ze zijn de volgende ochtend beschikbaar ter inzage.

De observaties en reflecties moeten dus in ieder geval voldoende grondig gebeuren. Op basis daarvan moet de student namelijk interventies plannen. De student moet proberen zijn kleuters verder te brengen in hun zone van naaste ontwikkeling, maar hij moet ook zelf stappen zetten in zijn ontwikkeling. 

De reflecties zijn opgebouwd volgens GRROW. Klik hier voor meer informatie over GRROW.

De studenten krijgen ook een portfolio. Daarin zitten verschillende opdrachten die de studenten moeten helpen een beter zicht te krijgen op hun eigen groeiproces. Ze starten met een reflectieopdracht voor de stage. Hierop moeten zij diepgaand reflecteren over hun eigen kunnen en hun eventuele werkzorgen. Deze punten dienen mee te worden opgenomen in de dagelijkse reflectie. Aan het einde van de stage reflecteren de studenten opnieuw over hun vaardigheden en schuiven ze meteen enkele werkzorgen voor de volgende stage naar voor. Het portfolio in het algemeen en deze beide formulieren in het bijzonder dienen als leidraad voor het reflectie-ondersteunend begeleidingsgesprek. Dat is een gesprek waar de student en de leergroepbegeleider samen het groeiproces van de student bespreken. Na de tweede stageperiode laten we het initiatief voor zo’n gesprek aan de student over. Al kan de leergroepbegeleider hier zelf ook soms op aansturen. 

In het portfolio zitten volgende documenten:

  • de boom
  • reflectie voor de stage
  • reflectie na de stage